FAUST [working title] – Brief aan het Artiesteke Team

FAUST [working title] – Brief aan het Artiesteke Team

Vanavond gaat FAUST [working title] in première bij De Nationale Opera. In navolging van het dialogische proces van de totstandkoming van het werk, schreef ik mijn artikel voor het programmaboekje als brief aan het Artistic Team. Op tijd voor de première van vanavond deel ik de mijn brief met jullie. U kunt de Engelse versie hier lezen.

Jullie staan op een drempel. Temidden van alles wat er in 2020 tot nu toe is gebeurd, hebben jullie de opdracht gekregen opnieuw te bedenken hoe we het seizoen van De Nationale Opera kunnen openen. In wat voor muziektheaterstuk weerklinken de vragen die ons de laatste maanden van de quarantaine hebben beziggehouden? En misschien nog belangrijker: hoe kan het opera-scheppingsproces de maatschappelijke hervorming weerspiegelen van de afgelopen periode van isolatie?

Medio juli kwam het artistieke team van FAUST [working title] voor het eerst bijeen in dezelfde ruimte. Jullie zijn sinds juni bezig met het bedenken van een nieuwe muziektheaterproductie. De seizoensopening van DNO, Arrigo Boito’s Mefistofele, was afgelast. Terwijl het coronavirus de oudere leden van onze maatschappij en mensen met onderliggende aandoeningen bedreigt, zet hetzelfde virus ook de uitvoerende kunsten en hun hele bestaan op losse schroeven. Het bejaarde instituut opera moet de uitdaging om te overleven onder ogen zien. De taak om het hart van het operaseizoen kloppend te houden werd in jullie handen gelegd.

We spraken erover hoe een nieuw muziektheaterstuk een stethoscoop kan zijn waardoor we kunnen luisteren naar misstanden en de duivels uitbannen van de weer opduikende vrouwonvriendelijkheid en racisme in een neo-liberaliserend Europa. De midzomerlucht gonsde van opwinding. Wij kwamen weer boven uit een abrupt opgelegde nationale lockdown, in verbijstering na drie maanden van existenti.le contemplatie over hoe dit nieuwe decennium is begonnen. 2020 begon in vuur en vlam met de afkondiging van Australi.s derde noodtoestand vanwege de voortdurende bosbranden in New South Wales – die de ernst van de wereldwijde klimaatcrisis onderstrepen. Eind januari was het Verenigd Koninkrijk officieel geen onderdeel van de Europese Unie meer, wat ons dwingt opnieuw na te denken over de mogelijkheden van trans- en post-nationale samenwerking, tegen een achtergrond van etnisch nationalisme en teruggebrachte landsgrenzen. Op een ander vlak kreeg de #metoo-beweging veel aandacht toen Amerikaanse rechters Harvey Weinstein in februari veroordeelden.

In maart verklaarde de World Health Organisation de wereldwijde verspreiding van COVID-19 tot een pandemie. Staten en economie.n kregen te maken met een lockdown. We werden opgesloten in onze huizen, geconfronteerd met de kwetsbaarheid van dit neoliberale kapitalistische systeem tegenover een virus. We putten optimisme uit het potentieel van de pandemie om een kapot systeem te resetten.

In een opiniestuk voor The New York Times, geschreven als brief aan zijn overleden vader, de dichter Pablo Neruda, verwijst de filmmaker Rodrigo Garcia naar een niet nader genoemd onverzadigbaar virus:

Het is een schepsel dat in de loop van een niet te berekenen tijd door natuurlijke selectie is ge.volueerd tot het vraatzuchtige kleine monster dat het nu is. […] Het draagt ons geen kwaad hart toe. Het neemt en neemt, omdat het dat kan. Daar kunnen we beslist begrip voor hebben. Het is niets persoonlijks.

COVID-19, zo stellen sommigen, is een grote gelijkmaker. Maar net als de microscoop waarmee we het virus onderzoeken heeft de pandemie onze blik verruimd, waardoor de ongelijkheden zichtbaar worden die onze maatschappij verzieken. Deze pandemie heeft ook aan het licht gebracht wie het meest verstoken zijn van rechten in ons huidige wereldwijde politieke, economische en maatschappelijke bestel: zij lopen het grootste risico om te sterven doordat ze geen toegang hebben tot medische zorg.

Hebben we, nu de kapitalistische molens even stilstaan, eindelijk ruimte voor empathie om te luisteren naar de geracialiseerde stemmen die door het rumoer van de koloniale geschiedenis heen tot ons spreken? In het voorjaar kreeg de Black Lives Matter-beweging veel steun in de hele wereld. Manoj, wij demonstreerden in juni mee in Amsterdam. In verschillende imperialistische centra hebben we gezien hoe koloniale monumenten werden neergehaald. We begrijpen dat afstand nemen van dit systeem ook inhoudt dat tekens en symbolen van oudere onderdrukkende regimes moeten worden weggehaald.

Lisenka, jij strijdt in je werk als regisseur tegen het patriarchaat en misogynie binnen de operacanon. Uit je Nederlands-Peruaanse erfgoed put je voor het ontwikkelen van theaterscheppende processen die de interculturele dialoog op de voorgrond plaatsen.

Manoj, jij reist door veelsoortige klankidiomen en denkt vanuit het veelsoortige bewustzijn van je multiculturaliteit. Je gaat terug naar je Nederlands-Sri Lankaanse achtergrond wanneer je het klassieke concert- en operarepertoire herinterpreteert, zowel vanuit queer perspectief als vanuit cross-cultureel perspectief.

Het is voor mij een eer dat ik de dramaturgische adviseur van jullie nieuwe werk mag zijn. Zoals voor jullie beiden geldt, bevinden mijn onderzoek en praktijk zich in mijn identiteit als post-migrant, als een op de Filipijnen geboren Nederlandse wetenschapper-kunstenaar. In dit kader breng ik een paar dramaturgische vragen en artistieke provocaties naar voren.

De Nationale Opera dient als depot voor het intellectuele en artistieke corpus van de menselijke geschiedenis. Etymologisch verwijst het woord ‘archief’ naar een openbaar gebouw en naar een plek waar documenten worden bewaard. Hoe moet DNO in deze functie haar kennisvoorraad ordenen en presenteren? Welk repertoire en wiens culturele ‘archief’ moeten we uitvoeren?

Op een ander niveau levert de culturele praktijk, die eeuwen van artistieke schepping en herhaling omspant, wat de postkoloniale geleerden Edward Said en Gloria Wekker het ‘culturele archief’ noemen. Wekker verklaart het culturele archief als zijnde “aanwezig in veel dingen, in hoe we denken, dingen doen en naar de wereld kijken, in wat we (seksueel) aantrekkelijk vinden, in hoe onze emotionele en rationele huishoudens zijn opgezet en ineengevlochten. Maar vooral: het zit tussen onze oren, in onze harten en zielen.”

Voorts legt zij uit dat het culturele archief ‘een geheugendepot’ is in de hoofden en harten van mensen in de metropool, maar ook dat de inhoud ervan “stilzwijgend vast onderdeel uitmaakt van de politiek, van organisatieregels, populaire en seksuele culturen, gezond verstand en algemene kennis. Dit alles is gebaseerd op 400 jaar imperialistisch bewind.”

Door het leesbaar en hoorbaar maken van de verborgen culturele archieven buiten imperialistische hegemonie.n gaan we een stap verder in het denken over hun inlijving en uitwerking in wat de performance deskundige Diana Taylor het ‘repertoire’ noemt. Dit repertoire levert de meersoortige vormen van gerealiseerde handelingen, die telkens weer aanwezig zijn in hun constante staat van wederkeer. Taylor legt uit dat “zij zichzelf herscheppen, daarbij gemeenschappelijke herinneringen, verhalen en waarden van de ene groep/generatie naar de andere overdragend.”

Verstrikt in deze structuur zitten ook de toeschouwers, die met elkaar de kijk op de esthetiek bepalen – waardoor iedereen onderdeel wordt van het debat over ethiek en politiek. De pandemie maakt ons er op pijnlijke wijze van bewust dat alleen al onze fysieke aanwezigheid, zelfs in ons als passief veronderstelde toekijken en consumeren van cultuur, ons allen de maatschappelijke verantwoordelijkheid oplegt om te zorgen voor elkaars welzijn.

Hoe benaderen wij vervolgens het operarepertoire en zijn relatie met het culturele en sociale archief en repertoire? Hoe zullen nieuwe manieren van operamaken een nieuwe notie crearen van een meer democratische, feministische, post- en anti-koloniale maatschappij en deze realiseren? Volstaat inclusiviteit en diversificatie van repertoire en artiesten? Hoe kunnen we voork.men dat we een Wereldtentoonstelling repliceren als wij in het theater een koloniale vertoning cre.ren van niet-Europese lichamen en culturen? Lichamen van kleur en gekoloniseerde contexten zijn niet alleen maar versieringen of motieven. Ook zijn wij niet alleen maar bronnen of objecten van de culturele industrie. Echte dekolonisatie is gelegen in een werkfilosofie die ervan uitgaat dat cross-culturele dialoog de mensen verbindt als samenwerkers in het cre.ren, uitvoeren en analyseren van een nieuwe esthetiek.

Doordenkend over het artistieke werk achter het scheppingsproces nodig ik ons uit om terug te kijken naar de zeventiende eeuw en de baroktheaters weer te bezoeken, die ons de voorstelling mogelijk hebben gemaakt van de spectaculaire werelden die de opera ons heeft laten zien en horen. Deze theaters belichamen de esthetiek van de ‘Eeuw van de ontdekkingen’ en van de ‘Eeuw van de wereldrijken’. Ze schenken ons een fantastische mise en scène, mogelijk gemaakt door theatermachines en toneelknechten, verborgen achter de prosceniumlijst.

Mettertijd is onze honger naar spektakels toegenomen, gelijke tred houdend met onze vaardigheid in het verstoppen van de vaak slecht betaalde arbeid die deze weelderige vormen van amusement mogelijk maakt. Wij hebben deze tovertrucs geërfd en meegenomen naar het heden. We genieten van luxe kleding, exotische delicatessen en spectaculaire mobiele telefoons voor ons plezier – terwijl de mensen die ze maken slecht betaald worden en in precaire omstandigheden leven. Deze rechteloze arbeiders worden verborgen voor de toneelopeningen van onze neo-liberale kapitalistische media en weggestopt achter de muren van xenofobe immigratiepolitiek, die de voormalige koloniën verhinderen binnen te komen in de extravagante imperialistische metropolen.

Vandaag de dag vormt de hi.rarchie van werk en beloning een serieus probleem in alle industrieën en vakgebieden, waaronder ook de kunst en cultuur. Impliciete racistische vooroordelen beheersen nog altijd de toegang tot de betere banen. De kunstwereld vertoont nog steeds te weinig diversiteit. De artistieke programmering in West-Europa is bijvoorbeeld nog steeds overwegend wit en Europees. Wij staan derhalve voor de dubbele uitdaging om de dekolonisatie van systematisch en geïnstitutionaliseerd racisme aan te pakken, zowel in het debat als in het vertalen naar gelijke mogelijkheden voor artistiek werk.

Terwijl ik dit schrijf, zitten jullie midden in het scheppingsproces. Uit de verbijsterende gesprekken die wij hadden, moeten jullie de tuin van de dramaturgische ideeën snoeien zodat er een samenhangend muziektheaterstuk ontstaat.

Tijdens ons gesprek in juni gingen wij in op de vragen: ‘Hoe kun je het ogenschijnlijke universalisme onderzoeken van de Verlichtingskennis die Faust zoekt? Hoe focus je op een nieuwe manier de aandacht op de verschillende fysieke archieven uit de verschillende culturen van je artistieke medewerkers – je gesprekspartners in deze productie?

Jullie toneel is een palimpsest van geschreven en herschreven DNO-repertoire. Op de bühne worden decoronderdelen van de bestaande producties op een nieuwe manier bij elkaar gezet. Beelden en verhalen overschrijven elkaar. Boito’s composities worden bewerkt met en binnen verschillende klankculturen. De artistieke medewerkers putten ook uit hun eigen ‘culturele archieven en repertoires’ tijdens het vertolken van de stukken. Aria’s en liederen uit de operacanon en uit niet-Europees repertoire weven samen met nieuwe opdrachtstukken en klankcomposities een uit vele lagen bestaand klanklandschap.

De twintigste eeuw werd gekenmerkt door nieuwe manieren van denken, met het voorvoegsel ‘post’. Het was de doelbewuste markering van een einde, een beweging voorbij het tijdperk van de moderniteit, van kolonialisme en migratie in de richting van de post-moderniteit, post-kolonialisme en post-migratie, intellectuele omwentelingen die gefundeerd zijn op de polemiek tegen oudere maatschappelijke systemen. Hoe kunnen we de 21ste eeuw op een nieuwe manier benaderen? Hoe cre.ren we een begrip van de wereld dat verder gaat dan het moreel-superieure Zelf en de exotische Ander, wetende dat zij een en dezelfde zijn? Hoe gaan we om met Oost en West, met kolonisator en gekoloniseerde, het vrouwelijke en het mannelijke, wat we allemaal in ons hebben, wachtend op activering wanneer de kans op macht en privilege zich voordoet?

Vertaald door Frits Vliegenthart
Photo Credit: © Michel Schnater | Dutch National Opera | 2020
U kunt de Engelse versie hier lezen.